De Wilgenhoutvlinder (Cossus cossus) valt zo weinig op dat sommige mensen hem zelfs de Wilgenhoutrupsvlinder noemen. Dat komt omdat het leven van de vlinder kort en weinig spectaculair is. Daar staat tegenover dat de rups als hij aanwezig is sterk opvalt.
Het beestje kan wel zes jaar in een boom verblijven (wilg of populier) en groeit daarin uit tot een pinkdikke rups van ongeveer 10 cm lang.
Hij heeft een roodpaarse rugkleur en sterke kaken. Leeft zijn hele larveleven van niets anders dan hout. De vertering hiervan veroorzaakt een sterke azijnlucht in de buurt van de aangetaste boom.
Als een boom overbevolkt raakt met rupsen kun je ze zelfs overdag zien oversteken naar een volgende boom. Na de laatste vervelling eten ze zich nog eenmaal dik en rond en verpoppen dan in een cocon van houtsplinters vlak onder de bast van boom. Als ze dan enige tijd daarna uitvliegen hebben ze geen bek en kunnen dus geen voedsel tot zich nemen. Ze zoeken zo snel mogelijk een partner, planten zich voort en sterven na ongeveer vijf dagen als vlinder geleefd te hebben. De meeste schade doen ze aan levende, zieke bomen, maar af en toe vernielen ze de houtvoorraad van bezitters van open haarden.