In tegenstelling tot 2013, toen het erg lang koud bleef, was de lente in 2014 erg vroeg. Op 24 februari scheen de zon zo lekker, dat ik al enkele Kleine vossen en een Dagpauwoog zag.
Deze overwinteren als vlinder en kunnen dus zodra het warm genoeg is, gaan vliegen. Begin april volgden er al diverse andere dagvlinders, die als pop de winter doorgebracht hadden, zoals Groot koolwitje en Bonte zandoog. Er is een apart overzicht van de waargenomen dagvinders.
Het mooie weer hield ook aan, zodat ik 9 april al kon genieten van de eerste Vuurjuffers en een Noordse witsnuitlibel. Op 16 april waren de Viervlekken weer actief. De Watersnuffels, die meestal pas begin mei tevoorschijn komen, waren ook van de partij. Ik heb dit jaar geen nieuwe libellensoorten voor het gebied gezien en ook dit overzicht staat op de site.
Op 31 maart, 11 juni en 17 juli heeft de lichtval in het Karregat gestaan om de nachtvlinders te inventariseren. Augustus was een erg natte maand, de val is toen niet meer gezet. Op de overzichtslijst staan nu bijna 200 soorten micro- en macro nachtvlinders, de nieuwe soorten voor dit jaar staan in blauw. Volgend jaar hopen we over de 200 te gaan.
Informatie over en afbeeldingen van de genoemde soorten is te vinden op: www.libellennet.nl, www.vlindernet.nl en www.microlepidoptera.nl (microvlinders).
Naar sprinkhanen is niet speciaal gezocht, maar de Moerassprinkhaan, Sikkelsprinkhaan en Zuidelijke boomsprinkhaan (de meest bijzondere soorten) zijn in ieder geval weer gezien.
Ook de hier bekende Levendbarende hagedissen heb ik regelmatig in de zon zien scharrelen.
De populatie Wespenspinnen is onveranderd aanwezig.
Het Oeverkruid, de Moeraswolfsklauw en de Kleine zonnedauw staan er goed bij. Van de Ronde zonnedauw heb ik weer enkele rozetjes gevonden, net als vorige jaren. De Waterlobelia heb ik dit jaar niet gezien, Cor Haest en Theo Quekel hebben eind juli wel enkele niet-bloeiende rozetten gevonden.
Na augustus is het nog wel lang zacht gebleven, zodat veel vlinders en libellen nog tot in november gezien zijn. Deze Houtpantserjuffers waren in oktober nog druk in de weer voor nageslacht. Houtpantserjuffers zetten hun eitjes af in takken en twijgen boven of vlak bij water. De eitjes overwinteren daar en komen in het voorjaar uit, waarbij de larven in het water terecht komen. In twee tot drie maanden zijn de larven volgroeid en kunnen ze uitsluipen. Op de takken zie je volop littekentjes van eerdere ei-afzet.
Tineke Cramer, november 2014