In ons dichtbevolkte land zijn natuur en cultuur vaak met elkaar verweven. Mensen grijpen in in de natuur en soms pakt de natuur een stukje terug. De geschiedenis van een spoorbrug door een natuurgebied.
Tussen 1870 en 1890 werd de spoorlijn ’s-Hertogenbosch – Lage Zwaluwe aangelegd om een economisch belangrijk gebied in opkomst te ontsluiten. Halfproducten voor de leerindustrie uit de Langstraat konden per spoor naar de stad worden vervoerd, reizigers konden van ’s-Hertogenbosch door de Langstraat naar West-Brabant en terug.
Als snel bleek dat de nieuwe verbinding niet rendabel zou worden. In 1950 reed de laatste personentrein en in 1972 de laatste goederentrein.
De aanleg van de spoorlijn was niet overal even gemakkelijk. Ten westen van ’s-Hertogenbosch moest hij door een moerassig laagveengebied heen, de Moerputten. Het was een gebied dat ’s winters vaak overstroomde, wanneer de ‘Beersche Maas’ zich een weg baande vanaf de Beerse en Bokhovense Overlaat tot de Baardwijkse Overlaat, waarlangs hij weer in zijn bedding kwam. Dat was overigens niet de Bergsche Maas zoals wij die nu kennen, maar de bedding van de zuidelijke tak, de Oude Maas. Via de Amer stroomde het water dan naar het Hollands Diep. De Bergsche Maas werd, na eeuwenlange rampzalige overstromingen, tussen 1885 en 1904 gegraven. Hierdoor werd een betere afvoer van de Maaswater bewerkstelligd1,2.
Om het water dat ten zuidelijk om Den Bosch stroomde door te laten, kon de spoorlijn niet op een dijk worden gelegd maar moest er een brug komen. In 1885 werd de bouw gestart. Eerst moest een brede strook worden uitgebaggerd om ruimte voor het water te scheppen. Deze werd afgedekt met een puinlaag om uitstromen te voorkomen. Op de plaatsen waar de pijlers moesten komen werden bouwputten gemaakt waaruit het water weggepompt kon worden. Als fundering werden voor iedere pijler vijftien houten palen in de grond geheid met een heimachine op stoom. Op de pijlers werd een eikenhouten vloer gelegd. Daar deze fundering later geheel onder water zou komen te staan, bleef het hout geconserveerd en rotte niet (vergelijk de palen waarop Amsterdam staat).
Op de fundering werden de pijlers opgemetseld, 35 stuks, en twee landhoofden. De pijlers werden aan de zijkanten rond gemetseld en gedekt met Ierse hardsteen. Wie de hardstenen koppen nauwkeurig bekijkt ziet dat daar streepjespatronen en zijn uitgehakt (‘gefrijnd’) met in het midden een oneffen patroon (gebouchardeerd). Dit was louter versiering, die met de hand werd aangebracht.
Over de pijlers kwamen 36 brugdelen te liggen van elk ruim 16 m lang. Deze waren van plaatijzer, dat ter plaatse werd gezaagd en geklonken. In een met cokes gestookt vuur werden de klinknagels verhit en in de gaten gestoken waarna er aan de andere kant een kop op werd gesmeed. In het midden zijn de brugdelen dikker (meer lagen plaatijzer op elkaar: gelamineerd) zodat ze niet te ver doorbuigen onder het gewicht van een trein (vergelijk de veer van een auto). Ten slotte zijn de rails op de brug gemonteerd, verbonden door eikenhouten dwarsliggers. Eigenlijk zijn de pijlers berekend op dubbelspoor, maar dat is er nooit van gekomen.
Ondanks deze in onze ogen primitieve manier van werken is er een mooie, degelijke brug tot stand gekomen, die het tot in onze dagen heeft uitgehouden3. Maar om de brug nog eens honderd jaar te laten meegaan was een grondige restauratie noodzakelijk.
In de jaren 80 was er echter sprake van dat de brug, niet langer noodzakelijk, zou worden gesloopt. Mede door toedoen van de Federatie van Langstraatspoorbruggen werd de Moerputtenbrug op de Rijksmonumentenlijst geplaatst, wat perspectieven opende voor een algehele restauratie. De brug is nu eigendom van Staatsbosbeheer, die ook het omliggende natuurgebied beheert.
In 2005 werd gestart met de restauratie van de ijzeren bovenbouw. Vele oude lagen verf werden afgestraald tot op het blanke ijzer. Daarbij bleek dat de brug oorspronkelijk okergeel geschilderd was, welke kleur ook nu weer is opgebracht.
Vanaf begin 2009 werden de pijlers worden aangepakt. Lange tijd had de natuur zijn invloed op de brug doen gelden. In het metselwerk en de spleten tussen de hardstenen blokken waren complete struiken gegroeid. Een en ander is in een schitterende fotoserie vastgelegd door Aad Treijtel, verschenen in het boek De Moerputtenbrug, historie en natuur4 waarin de geschiedenis van de brug en de spoorlijn uitvoerig wordt verteld..
Om de muurvegetatie toch te behouden moest zorgvuldig te werk worden gegaan, waarbij niet alle oorspronkelijke metselspecie rigoureus werd verwijderd. De vestingwerken in Den Bosch worden op dezelfde wijze gerestaureerd. Alleen dan kan de oorspronkelijke muurvegetatie zich herstellen. Een ‘Rode-lijstplant’ die hier groeit en die absoluut moest worden ontzien is de Steenbreekvaren.
De ronde gemetselde koppen werden deels ‘afgepeld’ en het vervallen metselwerk vervangen met nauwkeurig op kleur gebrachte bakstenen. Om de juiste ronding te handhaven werden speciaal vervaardigde aluminium mallen gebruikt. Ook de hardstenen afdekkingen werden gerepareerd en waar nodig vervangen.
Het feit dat de brug eigenlijk op dubbelspoor was berekend kwam nu goed van pas. Tijdens de restauratie van de zuidkant kon de brug vijf meter noordwaarts over de pijlers worden opgeschoven, met behulp van vijzels, wieltjes en een krachtige hefkraan. Daardoor was die kant tijdelijk beter bereikbaar. Later werden de brugdelen weer in hun oorspronkelijke positie teruggeplaatst.
Intussen is de restauratie voltooid. De brug is weer opgesteld, en de metalen afdekplaten op de rails vormen een voetpad als onderdeel van een grotere wandelroute door het natuurgebied De Moerputten. Richting Vlijmen, deels in de gemeente Heusden, ligt nog een brug, de Venkantbrug. Deze is veel korter: 33 m in totaal en gaat over de Bossche Sloot. Ook deze brug is gerestaureerd.
Zie ook: www.natuurmonumenten.nl/vlijmensven
Over de Moerputten als natuurgebied is heel wat te melden. Het is een belangrijk onderdeel van de ecologische hoofdstructuur van Nederland. Het laagveenmoeras herbergt een plantenrijkdom met een grote diversiteit. Behalve moeras en open water omvat het gebied ook blauwgraslanden met een bijzondere flora en fauna. Er komen hier bijvoorbeeld weer Pimpernelblauwtjes voor, vlinders die bijna verdwenen waren4.
De gerestaureerde brug biedt nu de gelegenheid het natuurgebied vanaf het water te overzien. Er zijn twee gemarkeerde wandelroutes: blauwe paaltjes (kort) en rode paaltjes (lang, door de Gement). Ga er eens op eigen gelegenheid grasduinen of neem deel aan een georganiseerde excursie van IVN of Staatsbosbeheer, het is zeer de moeite waard. En als je zelf de handen uit de mouwen wilt steken, ga dan eens mee met de IVN Werkgroep Landschapsbeheer die daar regelmatig onderhoud pleegt, onder andere wilgen knotten (zie de Activiteitenkalender op deze site).
De officiële ingebruikneming van de Moerputtenbrug en de Venkantbrug vond plaats op 18 mei 2011, in aanwezigheid van prof. Pieter van Vollenhoven, commissaris van de koningin Wim van de Donk en de burgemeesters Ton Rombouts van 's-Hertogenbosch en Henk Willems van Heusden.
Literatuur
1 Opzeeland, Bert van (2010). De Maas is om. Duizend jaar Heusden en de strijd tegen het (hoog)water. Bokhoven: Histordia Uitgeverij; Nieuwkuijk: Heemkundekring Onsenoort.
2 Aalst, Ton van der, Jongh, Piet de, Jansen, Frans, Kers, Martin (2004). Honderd jaar Bergsche Maas. De scheiding van Maas en Waal. Wijk en Aalburg: Picture Publishers.
3 Steketee, Bram (2000). Waterstaatkundige werken in ’s-Hertogenbosch. Utrecht: Uitgeverij Matrijs.
4 Oord, Kees van den, Opzeeland, Bert van, en Treijtel, Aad (2009). De Moerputtenbrug, historie en natuur/Fotografieken. ’s-Hertogenbosch: Stichting Cultuurfonds ’s-Hertogenbosch.
4 Vrind, Rob de (2002). ’s-Hertogenbosch bijzonder groen. ’s-Hertogenbosch:Adr.Heinen Uitgevers.