
De bever leeft in en langs het water, van kleine stroompjes tot rivieren en meren. Net als de muskusrat gebruikt hij een ‘waterslot’ ter beveiliging van zijn hol. De ingang van zijn hol ligt altijd onder water, zodat het alleen duikend te bereiken is. In situaties met een hoge oever begint de bever onder water in de oever te graven totdat hij boven de waterlijn is. Daar maakt hij vervolgens de nestkamer. Als de oever daar niet hoog genoeg voor is sleept hij materiaal aan om als dak van de nestkamer te dienen. Zodoende kan er een beverhut ontstaan. Dat kan een indrukwekkend bouwwerk worden van ruim een meter hoog en meer dan vijf meter in doorsnede. Als de waterstand ter plaatse daalt of niet hoog genoeg is om als waterslot te dienen, kan een bever een dam gaan bouwen om het water tegen te houden. Dat kan een kleine ‘drempel’ zijn van nauwelijks tien cm boven de waterlijn, maar ook een bouwwerk van meer dan een meter hoog. In Nederland, waar de waterstand op veel plaatsen relatief stabiel gehouden wordt, is het vaak niet nodig voor een bever om een dam te bouwen.
Voor een hut of een dam gebruikt een bever hout, in de vorm van grote takken en kleine bomen. In veel gevallen heeft hij daarvan eerst het cambium, de voedselrijke groeilaag, opgegeten. Vooral in het winterhalfjaar leeft hij daarvan, in de zomermaanden eet hij ook veel kruidachtige planten. Al met al gebruikt hij nogal wat hout, waardoor hij het bos terug kan dringen. Langs de waterkant zorgt hij zodoende voor het uitdunnen van de bomen, waar veel andere dieren van profiteren. Zo planten vissen en amfibieën zich graag voort in ondiep, door de zon opgewarmd water, en dat is in beverleefgebied meer te vinden dan elders. De rol die de bever in een waterrijk land als Nederland kan spelen was ook de reden waarom deze soort hier in 1988 is geherintroduceerd. Deze vond plaats in de Biesbosch. Een tweede introductie vond plaats in 1994 in de Ooypolder bij Nijmegen, een derde in Limburg in 2002/04. In 2008 zijn bevers uitgezet in het grensgebied van Groningen en Drenthe. In de eerste jaren waren er wat opstartproblemen, maar nu neemt de populatie bevers in ons land geleidelijk toe.

In het besef dat bevers de Maas stroomopwaarts of stroomafwaarts konden koloniseren hield ik, vanaf detijd dat ik in de Maaspoort woonde, in de gaten of er ergens knaagsporen te vinden waren. In hetvoorjaar van 2009 was het raak: in de Hedelse Bovenwaard vond ik een afgeknaagde stompje van een jonge wilg. Door bevers doorgebeten en geschilde takken had ik al vaker langs de Maas gevonden, maar zulk materiaal kan door de stromend water over grote afstanden verplaatst worden. Bij een groeiend, in de bodem wortelend
boompje is dat uiteraard niet het geval.
Sinds die vondst heeft de bever mij min of meer in zijn greep en probeer ik zo goed mogelijk de ontwikkelingen te volgen. Daarin sta ik niet alleen. Ook Hugo van der Walvan Natuurmonumenten, en Johan Mees, ecoloog bij de gemeente Den Bosch, volgen het wel en wee van de bevers langs de Maas. In het nu volgende verhaal heb ik ook informatieverwerkt die ik van hun ontving.
In de loop van 2009 nam het aantal sporen van bevers in de bovenwaard snel toe, en werd ook de eerste hut gevonden. In dewinter van ’09-10 heb ik, samen met Johan, geprobeerd een zo volledig mogelijk beeld van aanwezigheid van bevers langs de Maas ten noorden van ’s-Hertogenbosch te krijgen. De knaagsporen die we vonden lagen tamelijk verspreid over een groot gebied. Op een aantal plaatsen was de concentratie zo hoog dat het me aannemelijk lijkt dat in de naaste omgeving een verblijfplaats moest zijn. Bevers leggen, als het even kan, geen grote afstanden in het water af. Ze leven in paren en zijn territoriaal. Hun territorium beslaat een stuk oever van ongeveer 1 km, mits het voldoende voedsel oplevert. In zo’n territorium leven normaal gesproken een ouderpaar en 2-4 jongen van ten hoogste 2 jaar oud. Zolang een jong dier geen partner gevonden heeft blijft het wat rondzwerven. Op basis van alle sporen die ik in en direct rond de Hedelse Bovenwaard heb gevonden verwacht ik dat daa rnu twee paar bevers leven. Een stuk naar het oosten, bij de Koornwaardplas, heb ik ook geregeld sporen gevonden. Een deel hiervan ligt precies op het traject waar de omleiding van deZuid-Willemsvaart gepland is. Tot nu toe ging het om relatief weinig knaagsporen, maar wel over een lange periode. Ook deze winter, 2010–’11, heb ik er verse knaagsporen gevonden. Gezien de afstand tussen de Hedelse Bovenwaard en deze locatie lijkt het me aannemelijk dat het om (minstens één) ander dier gaat. Ook bij het Groote Wiel heb ik enkele knaagsporen gevonden.Deze zullen van hetzelfde dier zijn, die blijkbaar deze oversteek gemaakt heeft. Het ging om een heel kleine hoeveelheid knaagsporen; dit dier moet alweer snel teruggekeerd zijn naar de Koornwaardplas. Een derde locatie waar ik sporen vond was langs de Dieze bij Fort Crevecoeur. Te oordelen aan de hoeveelheid, denk ik dat hier enige tijd een bever zich heeft gevestigd. Deze winter heb ik er geen sporen meer gevonden. Langs de Maas tegenover Bokhoven waren ook wat knaagsporen aanwezig, maar zo weinig dat ik niet verwacht dat hier een bever een verblijfplaats had. Ook in het haventje ten oosten van de brugnaar Hedel waren enige knaagsporen aanwezig. Deze winter heb ik voor het eerst knaagsporen gevonden langs de oude Maasarm aan de zuidzijde van Maas, dus direct bij de wijk Maaspoort. Ik verwacht dat deze van één van de bevers uit de Hedelse Bovenwaard afkomstig zijn.Locaties waar ik gezocht heb maar nog geen sporen heb gevonden zijn de Ertveldplas, de Dieze tussen de Ertveldplas en Spuisluis Crevecoeur en een groot deel van de oever van de Zandmeren (plassen bij Kerkdriel).
Zichtwaarnemingen
De bever is een nachtdier en laat zich zodoende maar zelden zien. In de Hedelse Bovenwaard zijn enkele malen bevers gezien, maar hoeveel er daar wonen is daar niet uit af te leiden. Vorige zomer heb ik een poging gedaan daar bevers te observeren, maar heb ik alleen een muskusrat gezien. In het vroege voorjaar van 2010 is er ook een bever gezien en gefotografeerd bij de spuisluis iets ten westen van Bokhoven. Het lijkt me goed mogelijk dat dit hetzelfde dier is dat de knaagsporen bij Crevecoeur en ten noorden van Bokhoven had achtergelaten. Recent is een groot zwemmend dier met een platte staart gezien in de Dommel bij de Vughter Poort. Het is nog onzeker of dit daadwerkelijk een bever betrof. Als dat zo is heeft de bever zich verder verspreid dan we hadden durven hopen. Als zich daar een bever ophoudt, moeten er ook knaagsporen te vinden zijn.
Verdere ontwikkelingen?
Hoe de bever zich verder zal ontwikkelen rond ’s-Hertogenbosch moeten we natuurlijk afwachten, maar de Dommel, de Dieze en de Aa bieden in ieder geval goede mogelijkheden voor verdere verspreiding. Waar langs de oevers van deze riviertjes bomen staan is te verwachten dat de bever zich ook zal vestigen. Bij het volgen van deze ontwikkelingen zijn alle waarnemingen welkom. Bever knaagsporen zijn betrekkelijk eenvoudig te herkennen, hoewel je ze soms kunt verwarren met knaagwerk van paarden of konijnen. Opvallend is vooral de manier waarop een bever takken doorbijt: de brede tandafdrukken zijn vrijwel altijd goed te herkennen. Ook opvallend zijn de geschilde stukken hout van 30 tot 50 cm lengte die dicht bijeen langs de oever te vinden kunnen zijn. Maar let op: alleen als daarbij ook de scheef afgebeten delen van de levende boom aanwezig zijn is het zeker dat daar een bever geweest is. Zo niet, dan kan het ook aangespoeld materiaal zijn. Overigens, wie daar belangstelling voor heeft moet nu eens in de Hedelse Bovenwaard gaan kijken. Na de hogewaterstand van de Maas liggen er vele honderden takken met bever knaagsporen in de vloedlijn. Als je ergens sporen van de bever gevonden hebt, stel ik het op prijs als je me dit wilt laten weten, liefst met een foto.
Reacties naar: Peter Twisk, Ernst Schumacherstraat 32,5237 BD ’s-Hertogenbosch, tel. 073-6445664,
Lente 2011